→ Frazeogia 2 → Start Learning / Download MP3 Flashcards

Question		Answer
aan hand zijn start learning		co sie dzieje?
de hand hebben in start learning		kto maczał w tym palce
de hand leggen op start learning		położyć na czymś łapy
de hand lichten met start learning		postępować przeciwko zasadom
het heft in handen nemen start learning		weź sprawy w swoje ręce
iemand de hand boven het hoofd houden start learning		bronić kogoś
niets om handen hebben start learning		nie mieć nic do roboty
iets uit je duim zuigen start learning		wyciągnąć coś z kciuka
uit de hand lopen start learning		tracic kontrole
iets uit de eerste hand hebben start learning		mieć coś z pierwszej ręki
iets van de hand wijzen start learning		odrzucić coś
een gat in je hand hebben start learning		łatwo wydawać pieniądze
voor de hand liggen start learning		oczywiste
zwaar op de hand zijn start learning		być gruboskórnym
de sterke arm start learning		policja
iemand in de arm nemen start learning		wezwać pomoc
met je ziel onder je arm lopen start learning		chodzić bez celu, nudzić się
het achter je ellebogen hebben start learning		mieć coś za uszami
de benen nemen start learning		uciekać, wychodzić
geen been (poot) hebben om op te staan start learning		nie mieć racji
je beste beentje voorzetten start learning		dać z siebie wszystko
iemand op het verkeerde been zetten start learning		wprowadzić kogoś w błąd
op je achterste benen staan start learning		być oburzonym
iets onder de knie hebben start learning		opanować coś
niet uit de voeten kunnen met iets start learning		nie móc sobie z czymś poradzić
op grote voet leven start learning		wydawać dużo pieniędzy
op iemands tenen trappen start learning		kogoś obrazić
ten voeten uit start learning		w pełni (totally)
zich uit de voeten maken start learning		uciec
er hangt hem iets boven het hoofd start learning		wydarzy się coś nieprzyjemnego
de hoofden (koppen) bij elkaar steken start learning		ułożyć plan
iets of iemand over het hoofd zien start learning		przeoczyć coś lub kogoś
een hard hoofd hebben in iets start learning		mieć watpliwosc
iets uit je hoofd leren start learning		nauczyć się czegoś na pamięć
het hoofd boven water houden start learning		utrzymać się
je hoofd stoten start learning		Radzenić sobie z niepowodzeniem
zich het hoofd breken over iets start learning		martwić się o coś
je hoofd er niet bij hebben start learning		nie zwracać uwagi
niet op je achterhoofd gevallen zijn start learning		nie być głupim
het hangt me de keel uit start learning		mieć dosyć
scheve gezichten geven start learning		make jealous
je ware gezicht tonen start learning		pokaż swoje prawdziwe oblicze
je nek uitsteken start learning		zrobic cos co moze przyniesc ryzyko
uit je nek kletsen start learning		gadać bez sensu
iemand met de nek aankijken start learning		gardzić kimś
een oogje hebben op iemand start learning		mieć kogoś na oku
een open oog hebben voor iets start learning		być wrażliwym
iets onder ogen zien start learning		stawić czoła czemuś
in het oog lopen / springen start learning		przyciągnąć wzrok
je ogen uitkijken start learning		nacieszyć oczy
met het oog op iets; iemand op het oog hebben start learning		z myślą o czymś; mieć kogoś na myśli
iemand de oren wassen start learning		streng toespreken
met je neus in de boter vallen start learning		być w czepku urodzonym
iemand de mond snoeren start learning		kogoś uciszyć
je mond voorbij praten start learning		wygadać
iemand naar de mond praten start learning		słodzić komuś
met je mond vol tanden staan start learning		mieć to na końcu języka
met lange tanden eten start learning		jedzenie kłuje w zęby
het is achter de rug; iets achter de rug hebben start learning		mieć coś za sobą
een rib uit je lijf start learning		olbrzymi wydatek
ergens mee in je maag zitten start learning		mieć z czymś kłopot
het vege lijf redden start learning		ledwo ujść z życiem
elkaar te lijf gaan start learning		walczyć
iemand tegen het lijf lopen start learning		wpaść na kogoś
uit je vel springen start learning		wyjść z siebie

frazeogia 2

You must sign in to write a comment

More