→ Vervoegingen En Basisfouten Die Niet Meer Gemaakt Mogen Worden → Start Learning / Download MP3 Flashcards

Question		Answer
tu as start learning		jij hebt
tu es start learning		je bent
autour de moi start learning		om mij heen
pour la première fois start learning		voor de eerste keer, voor het eerst
aller à un restaurant start learning		naar een restaurant gaan
il y a quelques jours start learning		enkele dagen geleden
j'ai hâte de parler à nouveau avec toi start learning		ik kijk ernaar uit om weer met je te praten
nous l'avons tous fait / nous l'avons totalement fait start learning		we hebben het allemaal gedaan / we hebben het helemaal gedaan
je l'ai déjà fait start learning		ik heb het al gedaan
en as-tu entendu parler? start learning		heb je ervan gehoord?
je comprends start learning		ik begrijp HET
nous les attendons start learning		wij verwachten hen, wij wachten op hen
je voudrais start learning		ik zou willen, ik wil graag, ik zou graag willen
il y a quelques mois start learning		enkele maanden geleden
nous les attendons start learning		we verwachten hen, we wachten op hen
d'ici start learning		hier vandaan
lui-même start learning		hijzelf
nous visiterons start learning		wij zullen bezoeken
je peux, tu peux, il peut start learning		ik kan, jij kunt, hij kan
le pire start learning		het ergste
peu de temps avant start learning		vlak daarvoor / voordat
parce qu'il ne pouvait pas aller à l'école start learning		omdat hij niet naar school kon gaan
le pire start learning		het ergste
répondre à une question start learning		op een vraag antwoorden
je souffre de start learning		ik heb last van
à quoi tu penses? start learning		waar denk je aan?
la semaine prochaine start learning		volgende week
merci beaucoup, un grand merci start learning		heel erg bedankt
j'adore les Pays-Bas start learning		ik ben dol op Nederland
choisis le mot manquant start learning		kies het ontbrekende woord
évidemment start learning		uiteraard
repassons ce niveau encore une fois start learning		laten we dit niveau nog eens doorlopen, doornemen
le lac start learning		het meer
elles parlent espagnol ensemble start learning		ze spreken samen Spaans (en niet 'ze spreken Spaans samen')
que se passe-t-il ensuite? start learning		wat volgt hierna?
je vais en parler avec elle start learning		ik ga er met haar over praten, ik zal het met haar over hebben
c'est mieux que prévu, ce n'est pas si mal start learning		het valt mee
c'est plus dur que prévu, ça n'est pas terrible start learning		het valt niet mee
ça me dérange start learning		ik heb er last van
la presse start learning		de pers
j'ai oublié son nom start learning		ik ben zijn naam vergeten
depuis quelques années start learning		sinds enkele jaren
souvent start learning		vaak, dikwijls
tu les vois? start learning		zie je hen?
est-ce que les chats sont les tiens? start learning		zijn de katten van jou?
l'enfant est le mien start learning		het kind is van mij
à quelle heure tu préfères start learning		hoe laat je het liefst hebt
en général start learning		in het algemeen
salue le/la de ma part! start learning		doe hem/haar de groeten van mij!
j'ai arrêté de travailler start learning		ik ben gestopt met werken
elle m'a proposé de... start learning		ze heeft mij voorgesteld om...
je prends des cours de langues start learning		ik volg taalcursussen
c'est adapté à mon niveau start learning		het is aangepast aan mijn niveau
se reposer, je me repose un moment start learning		ik rust uit, ik rust even uit
je me souviens de cela start learning		ik herinner me dat, ik onthoud dat
dépêche-toi! start learning		schiet op!, haast je!
il se souvient de son enfance start learning		hij herinnert zich zijn jeugd
je suis surpris start learning		ik ben verrast
quelle bonne surprise! start learning		wat een leuke verrassing!
avoir une mauvaise réputation/image start learning		een slechte reputatie/imago hebben
il a choisi start learning		hij koos, hij heeft gekozen
je devais start learning		ik moest
chaque pays (sans E parce que c'est un het-woord) start learning		ieder land, elk land
mon cousin/mon neveu, ma cousine/ma nièce start learning		mijn neef, mijn nichtje
pour la première fois start learning		voor het eerst
as-tu déjà voyagé en dehors de l'Europe? start learning		heb je al buiten Europa gereisd?
rien de particulier start learning		niets bijzonders
à part ça, sinon start learning		buiten dat, verder
il a maigri, il a grossi start learning		hij is afgevallen, hij is aangekomen
l'objectif start learning		het doel
j’ai beaucoup voyagé, je suis allé au Japon start learning		ik heb veel gereisd, ik ben naar Japan gereisd
je suppose que start learning		ik vermoed dat
jusqu'à présent start learning		tot nu toe
près, loin start learning		dichtbij, ver
malgré cela start learning		toch
à côté de nous, à côté de chez nous start learning		naast ons
derrière notre maison start learning		achter ons huis
juste, tout simplement start learning		gewoon
imagine-toi start learning		stel je voor
regarde devant, pas derrière! start learning		kijk vooruit, niet achteruit!
allez!, dépêche-toi! start learning		vooruit!
en profiter start learning		ervan genieten (en niet: erover)
lorsqu'il a arrêté start learning		toen hij gestopt was
je n'aurais pas survécu start learning		ik zou het niet overleefd hebben
j'ai acheté start learning		ik heb gekocht (en niet: gekoopt)
à ce moment-là start learning		toen
je l'ai reonctrée, je suis tombée sur elle start learning		ik kwam haar tegen
elle vient juste de commencer start learning		ze is (pas) net begonnen
quelques fois start learning		een paar keer
même pas start learning		niet eens
ni chaud ni froid start learning		noch warm noch koud
plus jamais start learning		nooit meer
à moins que start learning		tenzij
je te l'interdis start learning		ik verbied het je
l'âme, l'esprit start learning		de ziel, de geest
il pose une question start learning		hij stelt een vraag
je veux pouvoir le voir travailler start learning		ik wil hem kunnen zien werken
il va continuer à pleuvoir pendant quatre jours start learning		het blijft vier dagen regenen
je ne veux pas te laisser partir start learning		ik wil je niet laten gaan
nous devons continuer à l'écouter start learning		we moeten naar hem blijven luisteren
je l'entends dire quelque chose start learning		ik hoor hem iets zeggen
nous venons voir tout de suite start learning		we komen meteen kijken
vous ne devez pas poser de questions start learning		jullie mogen geen vragen stellen
elle me voit la regarder start learning		ze ziet me naar haar kijken
puis-je m'asseoir ici? start learning		mag ik hier zitten?
ils me laissent faire toutes les choses difficiles start learning		ze laten mij alle moeilijke dingen doen
quatorze start learning		veertien
je continue à chercher jusqu'à ce que je le trouve start learning		ik blijf zoeken, totdat ik het vind
cet après-midi ≠ dans l'après-midi start learning		vanmiddag ≠ in de middag, 's middags
ça va bien avec start learning		die paast goed bij
pendant quinze minutes start learning		vijftien minuten lang
j'ouvre la fenêtre start learning		ik open het raam, ik doe het raam opeen
de temps en temps start learning		van tijd tot tijd
montrer start learning		laten zien, tonen
la moyenne start learning		het gemiddelde
ça semblait / a semblé une bonne idée start learning		het leek / heeft geleken een goed idee
je mangeais, j'ai mangé start learning		ik at, ik heb gegeten
je disais, j'ai dit start learning		ik zei, ik heb gezegd
j'ai découvert, j'ai appris que start learning		ik kwam erachter
à peu près start learning		ongeveer
je me rappelais start learning		ik herinnerde me
ils disaient start learning		ze zeiden
la moitié start learning		de helft
pousser, tirer start learning		duwen, trekken
il habite en face de chez nous start learning		hij woont tegenover ons
depuis quand? start learning		sinds wanneer?
nous restons jusqu'à dimanche inclus start learning		wij blijven tot en met zondag
sauf moi start learning		behalve ik
autour de la ville start learning		rondom de stad
tu passes devant le parc et le dépasses start learning		je loopt voorbij het park
malgré ses lunettes start learning		ondanks zijn bril
où vas tu? start learning		waar ga je heen? = waar ga je naartoe?
contrairement à ma sœur start learning		in tegenstelling tot mijn zus
à partir de demain start learning		vanaf morgen
elle marche sous les arbres et en ressort de l'autre côté start learning		ze loopt onder de bomen door
je marche jusqu'à lui start learning		ik loop naar hem toe
près de moi ≠ près de chez moi start learning		dicht bij mij ≠ dicht bij mij thuis
le long de la rue start learning		langs de straat
la gare est après / au-delà du parc start learning		het station ligt voorbij het park
contrairement à nous start learning		in tegenstelling tot ons
à côté de la maison start learning		naast het huis
la première partie start learning		het eerste deel
la grande maison, une grande maison start learning		het GROTE huis ≠ een GROOT huis
l'os, les os start learning		het bot, de botten
tu travailles, il travaille start learning		jij werkt, werk jij? ≠ hij werkt, werkT hij?
il est assis en face de moi start learning		hij zit tegenover mij
utile, inutile start learning		nuttig, nutteloos
dépenser de l'argent start learning		geld uitgeven
monter l'escalier, descendre l'escalier start learning		de trap opgaan, de trap afgaan
à qui je l'ai montrer start learning		aan wie ik het laat zien
je monte / je baisse le volume start learning		ik draai de volume omhoog / omlaag
cela m'aurait aidé start learning		het zou mij geholpen hebben
il avait prévu de faire start learning		hij had van plan om te doen
d'un côté, de l'autre côté start learning		aan de ene kant, aan de andere kant
c'est rare start learning		het is zeldzaam
fatigant start learning		vermoeiend
il y a trop de monde start learning		het is te druk
à cause de start learning		vanwege
je te ramène chez ta mère start learning		ik breng je naar je moeder
passer du temps start learning		tijd doorbrengen
pendant la journée start learning		overdag
arrêter, continuer start learning		ophouden, doorgaan
propre, sale start learning		schoon, vies
tu as raison, tu as tort start learning		je hebt gelijk, je hebt ongelijk
c'est assez cher start learning		het is vrij duur, het is best wel duur
depuis longtemps start learning		al lang, reeds lang, sinds een lange tijd
je suis en retard, je suis en avance start learning		ik ben te laat, ik ben te vroeg
je suis grand, je suis petit start learning		ik ben groot, ik ben klein
à la même heure start learning		op dezelfde tijd
tous les garçons sont stupides start learning		alle jongens zijn dom / stom
la victoire, la défaite start learning		de overwinning, de nederlaag
s'endormir / je me suis endormi start learning		inslapen, in slaap vallen / ik ben in slaap gevallen, ik ben ingeslapen
faire une pause start learning		pauzeren
une maladie grave start learning		een ernstige ziekte
il est venu en vélo jusqu'ici start learning		hij is hier naartoegefietst
la fatigue start learning		de vermoeidheid
ça dépend de start learning		het hangt ervan af
se réveiller start learning		wakker worden
c'est clair start learning		het is duidelijk
à vélo start learning		met de fiets
à un certain moment start learning		op een bepaald moment
souffrir ≠ diriger start learning		lijden, leed, geleden ≠ leiden, leidde, geleid
j'écoute un podcast start learning		ik luister naar een podcast
essayer ≠ goûter start learning		proberen ≠ proeven
l'été dernier start learning		de vorige zomer
ferme-la! start learning		zwijg!
près de moi start learning		bij mij
reste avec nous start learning		blijf bij ons
n'aies pas peur! start learning		wees niet bang!
par désespoir start learning		uit wanhoop
tout droit start learning		rechtdoor
tu vas dans la mauvaise direction start learning		je gaat de verkeerde kant op
viens dans ma chambre start learning		kom mijn kamer in
vers le haut, vers le bas start learning		omhoog, omlaag
en avant, en arrière start learning		vooruit, achteruit
tourner à gauche, tourner à droite start learning		linksaf slaan, rechtsaf slaan
en bas, en haut start learning		beneden, boven
j'en ai marre start learning		ik heb er genoeg van
ne t'inquiète pas start learning		maak je geen zorgen
peux-tu me le rappeler start learning		kun je me eraan herinneren
parmi eux start learning		onder hen
une expression start learning		een uitdrukking
à minuit start learning		om middernacht
je suis habitué à start learning		ik ben gewend aan
vous devez aller de ce côté, dans cette direction start learning		jullie moeten deze kant op
habituellement start learning		gewoonlijk
donne-moi un indice start learning		geef me een hint
éviter start learning		vermijden
le site internet start learning		de website
mentir start learning		liegen
s'efforcer de start learning		ernaar streven
le réseau start learning		het netwerk
terrible start learning		vreselijk
la racine start learning		de wortel
peu importe la quantité start learning		ongeacht de hoeveelheid
je demande, j'exige start learning		ik eis
quelque part start learning		ergens
même moi! start learning		zelfs ik!
tout simplement pas start learning		gewoon niet
tout de suite, immédiatement start learning		onmiddellijk
tu peux start learning		je/jij kan ≠ u kunt
assez, pas mal start learning		behoorlijk
seulement start learning		gewoon
principalement start learning		vooral
attends un instant start learning		wacht even
peux-tu y jeter un œil? start learning		kan jij ernaar kijken?
depuis ici start learning		hiervandaan
chaque jour start learning		elke dag
l'ail, l'oignon start learning		knoflook, ui
même pas start learning		niet eens
nous traversons au passage piéton start learning		we steken over bij het zebrapad
je traverse la rue start learning		ik steek de straat over
comme tu préfères start learning		zoals je wilt, zoals je liever hebt
l'évènement était inattendu start learning		de gebeurtenis was onverwacht
quel âge as-tu? start learning		hoe oud ben je?
ça sonne mal start learning		het klinkt slecht
je laissais, j'ai laissé start learning		ik liet, ik heb gelaten
pratique start learning		handig, praktisch
mouillé, humide start learning		nat, vochtig
dans les années cinquante start learning		in de jaren vijftig, in de vijftiger jaren
il ne voulait même pas start learning		hij wilde het niet eens
soit une jupe, soit un pantalon start learning		of een rok of een broek
je m'entends bien avec eux start learning		ik kan goed met hen opschieten
à ce cours start learning		op deze cursus (en niet 'op dit cursus')
à la suite start learning		volgend
à six heures start learning		om zes uur (een niet 'OP zes uur')
à la suite start learning		op een rij, na elkaar
obliger, obligatoire start learning		verplichten, verplicht
généralement start learning		doorgaans
les outils start learning		de gereedschappen
constamment start learning		telkens
quelqu'un qui s'occupe de toi start learning		iemand die voor je zorgt (en niet 'op je')
tu dois te demander si start learning		je moet jezelf afvragen of (en niet 'vragen')
je vais en Espagne dans deux semaines start learning		ik ga over twee weken naar Spanje (en niet 'in twee weken')
l'image start learning		de afbeelding
mouillé, humide start learning		nat, vochtig
j'envoie la balle à mon chien start learning		ik gooi de bal naar mijn hond
l'équipe start learning		het team, de ploeg
j'ai changé d'avis start learning		ik ben van gedachten veranderd
puis-je avoir votre attention? start learning		mag ik even uw aandacht?
la route start learning		de weg
c'est ma faute start learning		het is mijn schuld
en même temps start learning		tegelijkertijd
obligatoire start learning		verplicht
pour d'autres raisons start learning		om andere redenen
à cette saison start learning		in dit seizoen (en niet 'op')

Vervoegingen en basisfouten die niet meer gemaakt mogen worden

You must sign in to write a comment

More