Deel 9 Woorden van Nederlands

 0    31 flashcards    bdfffffff
download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
De halte: De bus stopt bij de halte
start learning
الموقف: تتوقف الحافلة عند الموقف
handig: het is handig om een kaart bij je te hebben
start learning
مفيد: من المفيد أن يكون لديك خريطة معك
haten: ik haat wachten in de regen
start learning
أكره: أكره الانتظار تحت المطر
helemaal: ik ben het helmaal met je eens
start learning
تماما و بالكامل: أتفق معك تماماً
irritant: het lawaai van de bouw is irritant
start learning
مزعج: الضوضاء الناتجة عن أعمال البناء مزعجة
De kosten: de kosten van de bouw zijn hoog
start learning
التكاليف: تكاليف البناء مرتفعة
De koud: ik heb het koud buiten
start learning
البرد: أشعر بالبرد في الخارج
Het milieu: fietsen is goed voor het milieu
start learning
البيئة: ركوب الدراجات مفيد للبيئة
De nieuwsbrief: ik ontvang elke maand een nieuwsbrief
start learning
النشرة الإخبارية: أتلقى نشرة إخبارية كل شهر
het openbaar vervoer: ik reis met het ov naar werk
start learning
المواصلات العامة: أسافر إلى العمل بواسطة المواصلات العامة.
parkeren: je mag hier niet parkeren
start learning
موقف السيارات: ممنوع الوقوف هنا
prettig: het is prettig om te wandelen in het park
start learning
ممتع: من الممتع المشي في الحديقة
De reistijd: de reistijd naar Amsterdam is twee uur
start learning
مدة الرحلة: تستغرق الرحلة إلى أمستردام ساعتين
Het rijbewijs: ik heb mijn rijbewijs gehaald
start learning
رخصة القيادة: حصلت على رخصة القيادة الخاصة بي
De rit (het ritje): de rit naar school duurt vijf minuten
start learning
الرحلة (الرحلة): تستغرق الرحلة إلى المدرسة خمس دقائق
slecht: het weer is slecht vandaag
start learning
سيء: الطقس سيء اليوم
stoppen: de bus stopt bij elk station
start learning
توقف: تتوقف الحافلة في كل محطة
Het treinkaartje: ik koop een treinkaartje naar Utrecht
start learning
تذكرة القطار: أشتري تذكرة قطار إلى أوتريخت
Het verhaal: hij vertelt een spannend verhaal
start learning
القصة: يروي قصة مثيرة
want: ik blijf thuis, want ik ben ziek
start learning
لأنني: سأبقى في المنزل لأني مريض
De winter: in de winter is het koud
start learning
الشتاء: يكون الجو بارداً في الشتاء
De bus: de bus komt over vijf minuten
start learning
الحافلة: ستصل الحافلة خلال خمس دقائق
De collega: mijn collega helpt mij met werk
start learning
الزميل: يساعدني زميلي في العمل
De docent: de docent legt de les uit
start learning
المعلم: يشرح المعلم الدرس
enorm: het gebouw is enorm
start learning
ضخم: المبنى ضخم
De excuses: mijn excuses voor het late antwoord
start learning
الاعتذار: أعتذر عن التأخر في الرد
De fiets: ik ga met de fiets naar de school
start learning
الدراجة: أذهب إلى المدرسة بالدراجة
De file: er is een file op de snelweg
start learning
الازدحام المروري: هناك ازدحام مروري على الطريق السريع
gewoon: het is gewoon koud vandaag
start learning
الجو بارد اليوم فقط.
De griep: ik heb griep
start learning
الإنفلونزا: أنا مصاب بالإنفلونزا
helaas: helaas kan ik niet komen
start learning
للأسف: للأسف لا أستطيع الحضور

You must sign in to write a comment