→ 3.1 Het Huis → Start Learning / Download MP3 Flashcards

Question		Answer
dach start learning		het dak
schowek start learning		de schuur
drzwi start learning		de deur
garaz start learning		de garage
ogrod start learning		de tuin
blok mieszkalny start learning		de flat
balkon start learning		het balkon
sciana start learning		de muur
okno start learning		het raam
mieszkam w bloku start learning		Ik woon in een flatgebouw
my nie mamy garazu start learning		We hebben geen garage.
ty masz fajny ogrod start learning		je hebt een leuke tuin
ja mam duży dom start learning		Ik heb een groot huis
mieszkanie ma balkon start learning		de flat heeft een balkon
mieszkasz w domu czy w bloku? start learning		Woon je in een huis of in een flat?
czy masz ogrod czy balkon? start learning		Heb je een tuin of een balkon?
czy masz garaz? start learning		Heb je een garage?
ile drzwi ma twój dom? start learning		Hoeveel deuren heeft je huis?
ile okien ma klasa? start learning		Hoeveel ramen heeft de klas?
to jest mój dom start learning		dit is mijn thuis
moj dom ma cztery pokoje. start learning		mijn huis heeft vier kamers.
mam trzy sypialnie start learning		Ik heb drie slaapkamers
Sypialnia i kuchnia są na dole start learning		De slaapkamer en de keuken zijn beneden.
jedna sypialnia jest na strychu. start learning		één slaapkamer is op de zolder.
toaleta jest na dole w przedsionku start learning		de wc is beneden in de gang
kuchnia jest na gorze start learning		de keuken is boven
dom ma jedna lazienke start learning		het huis heeft het wel
dom ma jeden strych start learning		het huis heeft één zolder
masz fajny salon start learning		je hebt een leuke woonkamer
sasiad start learning		de buurman
sasiadka start learning		de buurvrouw
przestawiać sie start learning		voorstellen
ulica start learning		de straat
filizanka start learning		het kopje
troszke start learning		een beetje
ciasteczko start learning		een koekje
sama start learning		alleen
w domu start learning		thuis
przyjemny start learning		gezellig
sasiedzi start learning		buren
nowa sasiadka nazywa się Sara start learning		de nieuwe buurvrouw heet Sara
Sara chce filiżankę herbaty start learning		Sara wil een kopje thee
sara jest mezatka start learning		Sara is getrouwd
sara chce cukier start learning		Sarah wil suiker
Pan Dariusz jest sąsiadem Marysi start learning		Meneer Dariusz is de buurman van Marysia
chce się przestawic start learning		Ik wil me graag voorstellen
mieszkam na fajnej ulicy start learning		Ik woon in een leuke straat
Moja żona nie jest w domu start learning		Mijn vrouw is niet thuis
pijemy filiżankę kawy start learning		wij drinken een kopje koffie
Idę do srodka start learning		Ik kom binnen
jest przyjemnie w klasie start learning		het is gezellig in de klas
poproszę trochę mleka start learning		Ik wil graag een beetje melk
Dzieci dostaja ciasteczko start learning		De kinderen krijgen een koekje
Suzanne mieszka sama start learning		Suzanne woont alleen
Oliwia ma nowy kalendarz start learning		Oliwia heeft een nieuwe agenda.
telewizja start learning		de televisie
sofa start learning		de bank
lampa start learning		de lamp
szafa start learning		de kast
lozko start learning		het bed
stol start learning		de tafel
krzeslo start learning		de stoel
krzesla start learning		de stoelen
prysznic start learning		de douche
wanna start learning		het bad
w domu stoją meble start learning		in het huis staan meubels
sofa stoi w salonie start learning		de bank staat in de woonkamer
telewizja i lampa też stoją w salonie start learning		de televisie en de lamp staan ook in de woonkamer
stol i krzesla stoją w kuchni start learning		de tafel en de stoelen staan in de keuken
lozko i szafa stoją w sypialni start learning		het bed en de kast staan in de slaapkamer
co stoi przy stole? start learning		wat staat bij een tafel?
co nie stoi w salonie? start learning		wat staat niet in een woonkamer?
Jaki kolor to jest? start learning		Welke kleur is het?
długopisy są czerwone start learning		de pennen zijn rood
lampa jest pomaranczowa start learning		de lamp is oranje
stol jest zolty start learning		de tafel is geel
gumka jest fioletowa start learning		de gum is paars
sofa jest niebieska start learning		de bank is blauw
sciana jest zielona start learning		de muur is groen
czy w twoim domu jest łazienka? start learning		Heeft uw huis een badkamer?
czy twoja sypialnia jest duża? start learning		is je slaapkamer groot?
jest łazienka start learning		er is een badkamer
sypialnia start learning		de slaapkamer
łazienka start learning		de badkamer
fotel start learning		de leunstoel
krzesło start learning		de stoel
lodówka start learning		de koelkast
pralka start learning		de wasmachine
dywan start learning		tapijt
ogród start learning		de tuin
kuchenka start learning		fornuis
łóżko start learning		het bed

3.1 Het huis

You must sign in to write a comment

More