→ 06.09.2025 → Start Learning / Download MP3 Flashcards

Question		Answer
Moja zona nie ma na sobie zadnej sukienki start learning		Mijn vrouw draagt geen jurk
On moze spi start learning		Hij slaapt misschien
To jest kolega mojej corki start learning		Dit is de vriend van mijn dochter
Mam na sobie skarpety, ale zadnych butow start learning		Ik draag sokken, maar geen schoenen.
Sukienki sa dobre start learning		De jurken zijn goed
Dziecko nie nosi chodakow start learning		Het kind draagt geen klompen
Zwierzeta nie nosza chodakow start learning		De dieren dragen geen klompen
Przepraszam, nie mam reklamowki start learning		Sorry, ik heb geen tas.
Kobieta nosi spodnie start learning		De vrouw draagt broeken
Czy tshirty sa dobre? start learning		Zijn de t-shirten goed?
Mezczyzni maja plaszcze start learning		De mannen hebben de jassen
Czy macie sukienki i plaszcze? start learning		Hebben jullie jurken en jassen?
Czy macie spodnie? start learning		Hebben jullie broeken?
Truskawka jest przepyszna start learning		De aardbei is lekker
Mam sol i wode start learning		Ik heb zout en water
Skarpety to ubrania start learning		Sokken zijn kleren.
Mezczyzna je truskawke. start learning		De man eet een aardbei.
To jest pomidor start learning		het is een tomaat
My ubieramy ubrania start learning		Wij dragen kleren.
Dzieci nie pija wina start learning		Kinderen drinken geen wijn
Ja nie pije wina start learning		Ik drink geen wijn
Owoc jest przepyszny, poniewaz jest swiez start learning		Het fruit is heerlijk omdat het vers is/ het fruit is lekker want het is vers.
Dzieci jedza makaron start learning		De kinderen eten pasta
Macie makaron i wode start learning		Jullie hebben de pasta en het water.
Ja gotuje a ty jesz start learning		Ik kook en jij eet
Szybki kon idzie start learning		Het snelle paard loopt
Maly kot ma krotki ogon start learning		Het kleine kat heeft een korte staart
Chce mi sie pic, dlatego pije wode start learning		Ik heb dorst, dus ik drink water
Mezczyzni gotuja duze danie start learning		De mannen koken een grote maaltijd
Powolny pies czy wolny kon? start learning		Een Langzame hond of een langzaam paard?
nie martw sie start learning		Maak je geen zorgen
Wszystko bedzie dobrze start learning		Het komt wel goed
Jestem tu dla ciebie start learning		Ik ben er voor je
Glowa do gory start learning		Kop op!
Jestes silniejszy niz myslisz start learning		Je bent sterker dan je denktM
Masz rozpiety rozporek start learning		Je gulp staat open
Ale jest przeciag! mozesz zamknac okno? start learning		Wat een tocht! Kun je het raam dichtdoen?
marchewka start learning		de wortel
ogorek start learning		de komkommer
pomidor start learning		de tomaat
to jest zielony sweter start learning		dit is een groene trui
usiasc (to sit down) start learning		gaan zitten
ide w twoim kierunku (I’m walking toward you) start learning		Ik loop naar je toe
jestem daleko od ciebie (I’m far from you) start learning		Ik ben ver van jou
jestem tutaj (I’m over here) start learning		Ik ben hier
jestes tam (you are over there) start learning		jij bent daar
Idę start learning		Ik loop van je weg
czy moglabys powtorzyc? start learning		Kunt u het herhalen? / zou je het kunnen herhalen?
gdzie jest najblizszy...? (where is the nearest...?) start learning		Waar is de/ het dichtstbijzijnde...?
ile to kosztuje? (how much does it cost?) start learning		Hoeveel kost het? (Hoeveel kost het?)
ktora jest godzina? (what time is it?) start learning		Hoe laat is het?
mam inne spotkanie (I have another appointment) start learning		Ik heb een andere afspraak
czy jablko jest zielone? start learning		is de appel groen?
tam jest jego torba! start learning		daar is zijn tas!
tam jestes! start learning		daar ben je!
czasami jesz mieso (sometimes you eat meat) start learning		soms eet je vlees
tutaj ona jest (here she is) start learning		hier is ze
teraz ja ide (now I am going) start learning		nu ga ik
teraz szklanka jest pusta start learning		nu is het glass leeg
tutaj sa Twoje skarpety (here are your socks) start learning		hier zijn jouw sokken
moze Ty nie gotujesz (maybe you are not cooking) start learning		misschien kook je niet
czasami my pijemy wino start learning		soms drinken we wijn
teraz nie nosi on kapelusza (now he is not wearing a hat) start learning		nu draagt hij geen hoed
czasami mnie widzisz (sometimes you see me) start learning		soms zie je mij
tam jestes! (there you are) start learning		daar ben je!
moze jestes kaczka (maybe you are a duck) start learning		misschien ben je een eend
to mleko sie zepsulo (this milk is spoiled) start learning		deze melk is bedorven
czy mozesz mowic wolniej? (can you speak slowly?) start learning		kun je langzamer praten?
czy mozesz to zapisac? (can you write it down?) start learning		Kun je het opschrijven?
jak sie mowi...? (how do you say...?) start learning		hoe zeg je...?
jak to sie nazywa? jak sie na to mowi? (what’s this called?) start learning		Hoe heet dit? Hoe noem jij het?
czy mozesz mi pomoc? (can you help me?) start learning		kun je mij helpen?
moglbys mi pomoc? (could you help me?) start learning		zou je me kunnen helpen?
dziwny start learning		raar
zachowywal sie troche dziwnie po przyjeciu start learning		hij deed een beetje raar na het feest
brudny start learning		vies / vuil
moje buty sa cale brudne po spacerze start learning		mijn schoenen zijn helemaal vies/vuil na de wandeling
nigdy wiecej start learning		nooit meer
prawie nigdy start learning		bijna nooit
zawsze zle start learning		altijd slecht
idz stad start learning		ga weg
bedzie dobrze start learning		komt goed
prawie weekend start learning		bijna weekend
nie zupelnie, nie do konca, nie calkiem start learning		niet helemaal
zupelnie nie, calkowicie nie start learning		helemaal niet, helemaal niet
mozg start learning		de hersenen
serce start learning		het hart
watroba start learning		de lever
pluca start learning		de longen
nerki start learning		de nieren
zoladek start learning		de maag
jelita start learning		de darmen
pecherz moczowy start learning		de blaas
smutny start learning		verdrietig
zmeczony start learning		moe
zly start learning		boos
zakochany start learning		verliefd
zdezorientowany start learning		verward
zawstydzony start learning		beschaamd
nerwowy start learning		zenuwachtig
zadowolony start learning		tevreden/ blij
zaskoczony start learning		verrast
chory start learning		ziek
idziesz jak burza start learning		je gaat als een speer/ je gaat heel snel

06.09.2025

You must sign in to write a comment

More